Registratie
In België moet iedere geboorte en overlijden aangegeven worden aan de dienst van de Burgerlijke Stand van de gemeente waar de geboorte en het overlijden plaats vond. De gemeente waar de ouders wonen wordt door de eerstgenoemde gemeente automatisch verwittigd bij het overlijden van het kind, maar dit is niet het geval voor een doodgeboren baby.
Mijn kindje is doodgeboren voor een zwangerschapsduur van 180 dagen
Beneden een zwangerschapstermijn van 180 dagen moet je geen verplichte formaliteiten vervullen als je kindje doodgeboren is.
Vanaf 1 april 2019 hebben ouders na een zwangerschapsduur van 140 dagen tot en met 179 dagen wel de keuze om hun kindje wettelijk aan te geven. Men spreekt hier van 140 dagen na de bevruchting. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt op basis van een medisch attest van hetziekenhuis en op verzoek van de ouders een akte van een levenloos kind op. Het kindje wordt enkel ingeschreven in de overlijdensregisters, geen officiële registratie in het geboorteregister. Sinds 1
april 2019 is het ook mogelijk een voornaam aan je kindje te geven. (familienaam is niet voorzien inde wet)
Mijn kindje is doodgeboren na een zwangerschapsduur van 180 dagen of meer
Wanneer je baby sterft na de geboorte, ook al leefde je kind slechts heel kort en je was ongehuwd op het ogenblik van de geboorte, blijft de erkenning van de vader geldig, indien deze erkenning plaatsvond voor de geboorte. Bij doodgeboorte geldt de erkenning door de vader echter niet. Als het je te moeilijk lijkt zelf je kindje te gaan aangeven, kan je ook een ander ‘bevoegd persoon’ vragen die taak over te nemen. Dit zou bijvoorbeeld een broer of zus, grootouder of kennis kunnen zijn. Soms wordt de registratie ook gedaan door iemand van het ziekenhuis of de begrafenisondernemer zelf.
De dokter of vroedvrouw die aanwezig was bij de bevalling zal een attest van doodgeboorte opmaken dat moet worden afgegeven bij de Burgerlijke Stand. Dit gebeurt meestal binnen de drie dagen na de bevalling. De registratieambtenaar zal ook vragen naar:
- de naam van de moeder, geboorteplaats en -datum
- de naam van de vader, geboorteplaats en -datum
- de dag en het uur van de bevalling.
Hierna krijg je een wit attest, het zogenaamde ‘Verlof tot Begrafenis en Vervoer’ of ‘Verlof tot Crematie en Vervoer’. Dit attest is nodig om je baby te mogen begraven of cremeren en het moet worden afgegeven aan degene die de begrafenis organiseert, de begrafenisondernemer of het ziekenhuis.
Vroeger kreeg een doodgeboren kindje geen naam. In het trouwboekje werd alleen ‘Levenloos aangegeven van het mannelijk/vrouwelijk geslacht’ genoteerd. Voor veel ouders was dit heel pijnlijk. Daarom heeft de vereniging er ook voor geijverd om deze tekst aan te passen.
Sinds 4 juli 1999 heb je wel het recht om je kindje (een) voorna(a)m(en) te geven.
Sinds 1 april 2019 is het ook mogelijk om een achternaam te geven vanaf een zwangerschapsduur van 180 dagen na de bevruchting.
Je moet het kindje wettelijk aangeven op de burgerlijke stand van de geboorteplaats. Zij maken een akte van ‘levenloos aangegeven kind’ op. Het kindje wordt enkel ingeschreven in de overlijdensregisters, geen officiële registratie in het geboorteregister.
Het registreren van de dood van een pasgeboren baby
Wanneer je baby sterft na de geboorte, ook al leefde je kind slechts heel kort, moet zowel de geboorte als het overlijden geregistreerd worden. Je begeleidende dokter zal je een overlijdensattest bezorgen. Dit attest moet binnen de drie dagen na het overlijden van je baby bezorgd worden bij de Burgerlijke Stand. De registratieambtenaar zal ook vragen naar:
- de naam, geboorteplaats en -datum van de moeder
- de naam, geboorteplaats en -datum van de vader
- de dag en het uur van de bevalling, de dag en het uur van het overlijden van de baby (dit staat vermeld op het overlijdensattest).
De registratieambtenaar zal zowel de voorna(a)m(en) als de familienaam van je kindje inschrijven. De ambtenaar zal je uittreksels uit de Overlijdensakte meegeven die vrij van zegel zijn. Indien je dit wenst, kan je één exemplaar houden. De registratieambtenaar zal je nadien een wit attest geven, het zogenaamde Verlof tot Begrafenis en Vervoer of Verlof tot Crematie en Vervoer. Dit attest is nodig om je baby te mogen begraven of cremeren en het moet worden afgegeven aan de begrafenisondernemer of aan het ziekenhuis indien dit de begrafenis organiseert.
Laatste wilsbeschikking
Een ander document dat door de registratieambtenaar vereist wordt, is de laatste wilsbeschikking.
Deze moet worden aangevraagd aan de gemeente waar de woonplaats van de ouders is gevestigd. Hier zou in het bevolkingsregister moeten genoteerd worden of je kindje zal worden begraven of gecremeerd. Aangezien deze laatste wilsbeschikking voor je baby meestal nog niet werd vermeld in het bevolkingsregister volstaat een handgeschreven papier van de ouders.
Bij een doodgeboorte of wanneer je baby slechts één dag geleefd heeft wordt de procedurei.v.m. de wilsbeschikking niet toegepast.
Vaderschapsverlof
De vader heeft (indien het kind onder zijn naam is aangegeven) bij de geboorte van een kind recht op tien dagen sociaal verlof. Deze 10 dagen moeten worden opgenomen binnen de maand te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
De tien dagen mogen in één keer opgenomen worden of gespreid. De eerste drie dagen wordt het loon van de vader gewoon verder uitbetaald door de werkgever, de resterende 7 dagen worden uitbetaald door het ziekenfonds.
Bij het overlijden van jullie kindje heeft hij eveneens recht op drie dagen. Deze zijn te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.
Dit recht geldt enkel bij een zwangerschap van minimum 180 dagen of indien jullie kindje heeftgeleefd.
Startbedrag (vroegere kraamgeld)
Vanaf tenminste 180 dagen zwangerschap wordt er startbedrag (vroegere kraamgeld) toegekend.
Dit geldt dus ook voor doodgeboren kindjes. Als je kindje geleefd heeft, wordt altijd het startbedrag toegekend.
Personen ten laste
Je kindje wordt voor de fiscus als “ten laste” beschouwd alleen in het jaar waarin je kind werd geboren. Sinds aanslagjaar 2006 (inkomsten 2005) geldt dit ook voor doodgeboren kindjes. Ook hier geldt een minimum zwangerschapsduur van 180 dagen.